Als kind was ik gefascineerd door de stemmen achter tekenfilmpersonages. Hoe jong ik ook was, ik besefte dat er achter elk figuurtje een menselijke stem zat, die het personage tot leven bracht. Mijn all time favorites zijn Ursula uit De kleine zeemeermin (een schitterende Nelly Frijda), Madam Mim (Tonny Huurdeman) uit Merlijn de tovenaar en Jeremy Irons als Scar in The Lion King. (‘k Heb duidelijk een zwak voor slechteriken.)
Toen ik besloot om stemopdrachten te gaan doen, hoopte ik dus heel erg dat ik ooit de kans zou krijgen om een tekenfilmpersonage te dubben. Al besefte ik ondertussen goed dat er vanwege budgetredenen alleen maar grote producties in het Vlaams worden gedubd, waarbij vooral ‘bekende’ stemmen de revue passeren (I’m looking at you, Disney). En uiteraard impacteert ook de concurrentie van AI het dubbingwereldje. Ik kan alleen maar hopen dat iedereen de waarde blijft inzien van de mens achter de stem, en verder heb ik eerlijk gezegd geen zin om me daar in deze blog verder over uit te spreken. Er wordt al genoeg over gepalaverd, nietwaar? (Denk die laatste zin even in op zijn ‘Ursulaas’ en je beseft meteen de meerwaarde van de mens achter de stem.)
Maar goed: ondanks mijn kleine garnaal-gehalte kreeg ik enkele keren de eer om een tekenfilmpersonage in te spreken voor online animatiereeksen van LOL Surprise en Rainbow High, te bewonderen op YouTube, en zelfs twee LOL Surprise-films die op Netflix verschenen. (Check de nieuwste film hier op YouTube, waarin ik voor de vierde keer het eigenwijze personage LaRose mag vertolken – de enige Vlaamse stem, trouwens.) Uiteraard heb ik voor die rolletjes eerst auditie gedaan. Er wordt immers verwacht dat je qua klankkleur dicht bij het origineel kunt blijven. Er moet dus een match zijn.
Het inspreken doe ik thuis via opnamesoftware waarin de tekst verschijnt terwijl de video loopt. Die uitleg is wel heel kort door de bocht, want er komt heus wat bij kijken. Eerst beluister ik uiteraard heel aandachtig het origineel. Je wordt immers verondersteld om hetzelfde gevoel in de vertaling te leggen. Als ik het personage min of meer heb gevat, ga ik alvast wat zinnetjes oefenen om de klankkleur in mijn vingers (of liever: stembanden) te krijgen. Pas daarna ga ik opnemen. In eerste instantie experimenteer ik met de timing. Gemiddeld ben ik pas na een take of vijf tevreden, maar in sommige gevallen moet ik meer dan tien takes doen om de puzzel volledig te doen kloppen. Zeker wanneer een personage bijvoorbeeld een beweging maakt bij een bepaald woord – tja, dan moet je er wel voor zorgen dat je met dat woord precies boven op die beweging kunt landen. Zo blijf ik verder finetunen. Dat arbeidsintensieve werkje vraagt heel wat geduld, want natuurlijk mag je tijdens je focus op de timing ook de klankkleur, de intonatie en het gevoel niet verliezen. Mijn motto: het is goed als het klinkt alsof ik er absoluut geen enkele moeite voor heb moeten doen!
Een regisseur beluistert alles na met een fris oor en geeft vaak waardevolle feedback om die ene zin nog net naar een niveautje hoger te tillen. Dus volgen er weer enkele retakes – en daarna is mijn rol uitgespeeld en is het uitkijken naar het gemonteerde eindresultaat.
Stiekem hoop ik dat ik ooit de kans krijg om een personage te mogen dubben in een grote productie. Al is het maar één zinnetje. Een slechterik zou me wel liggen. Als Disney ooit een kleine garnaal nodig heeft, dan mogen ze altijd aankloppen. Be prepaaaared! (Dankzij mij zit nu Jeremy Irons in je hoofd.)